‘LSVV heeft een doelpunt gezet’
Een korte geschiedenis van LSVV’70
Weet u wat gek is? LSVV’70 is een studentenvoetbalclub, in Leiden kan je geschiedenis studeren, de eerste selectie herborg tot vijf jaar geleden een gepromoveerd historicus, voormalig hoofdtrainer en erelid Wim Mugge is al sinds mensenheugenis aan de club verbonden, en toch weet niemand iets zinnigs over de geschiedenis van de club te vertellen.
Er schijnt ergens nog een archief van het bestuur rond te slingeren, waaruit vast wel iets historisch valt op te maken. Maar laten we eerlijk zijn: voor dat soort uitpluiswerk zijn we gewoon veel te lui.
Wat kunnen we dan deduceren? Uit de clubnaam kunnen we opmaken dat onze vereniging in 1970 is opgericht (op 28 april om precies te zijn). De clubkleuren zijn rood en wit, mogelijk een eerbetoon aan het Internationale Socialisme, dat in die dagen nog niet dood en begraven was.
De rest van de geschiedenis hangt aan elkaar van de (vaak geromantiseerde) verhalen die uit het niets aangewaaide oud-leden ons influisteren. De club speelde aanvankelijk op een bedenkelijk niveau op de universitaire sportvelden achter het Centraal Station, tot het gras aan het Piet Paaltjespad begin jaren ’80 plaats moest maken voor een modern LUMC, en het hele circus richting het huidige Bio Science Park verkastte. Daar werd het voetbal er alles behalve beter op.
Met uitzondering overigens van een uitzonderlijke opleving van het damesvoetbal. In ’81/’82 debuteerde een damesteam van LSVV ’70 in de toenmalige 2e klasse van de Leidse Bond, met direct een kampioenschap op het veld, en zelfs het landelijk kampioenschap in de zaal. In het daaropvolgende seizoen werden de dames met toppers als Annelies Oskam, Megchel van Es en Jorien Juffermans (familie, Roelof?) meteen doodleuk kampioen van de 1e klasse, om te promoveren naar de Interregionale klasse. Het verblijf daar bleek echter van korte duur en een rappe terugkeer in de 1e klasse in seizoen ’84/’85 was niet te vermijden. In de tussentijd was er ook al een aardig lopend tweede damesteam opgericht, maar wat er vervolgens misging is vergaan in de nevelen der tijd: in seizoen ’85/’86 was de damestak alweer verdwenen.
Onder bestuur Schutten (1991-1992) werd het clubblad “het Paaltje” nog op papier gedrukt en door leden rondgebracht. Even ging het blad zelfs internationaal (niemand had al internet of een mobiele telefoon), m.n. toen het Erasmus uitwisselingsprogramma steeds populairder werd en een LSVV-team zomaar kon bestaan uit een drietal Spanjaarden, twee Italianen, een Griek, een Duitser, een Engelsman, een verdwaalde Noor en een paar jongens uit de polder. Wat wel indruk maakte op de tegenstanders en de scheidsrechter; deze kregen ineens de vreemdste scheldwoorden om de oren (vafanculo!) en keken raar op als het wedstrijdformulier dan toch vol stond met slechts oer-hollandse achternamen. Of de gekste bijnamen. Ach ach, die KNVB, het daarop volgende jaar werd het voor LSVV zo funeste systeem met spelers-identiteitskaarten geïntroduceerd.
Overigens had de invoering van de OV-jaarkaart als prettige bijkomstigheid dat er voor de uitwedstrijden geen auto’s meer geregeld hoefden te worden. Zelfs voor de wedstrijd bij HVZ, het bedrijfsteam van Heineken in Zoeterwoude Rijndijk, werd de fiets thuis gelaten en reisde het eerste elftal met de bus. Het bier kostte daar een kwartje, dus ja, je moest ook nog thuis zien te komen…
Na deze jaren als club in de diepste spelonken van de KNVB-afdeling Leiden doorgebracht te hebben, mocht LSVV zich dan eindelijk gelukkig prijzen met de komst van het Bestuur Poelman, dat binnen een jaar een belangrijke doelstelling behaalde en een lang gekoesterde en ultieme wens van elke LSVV-er in vervulling deed gaan: een overwinning op Abbenes.
Opvolgend voorzitter Patrick Ras was niet alleen voorzitter, maar tevens technisch directeur, trainer en speler. Hij kreeg als verdediger al snel de bijnaam “de Vuurpijl”, wat als enige positief puntje had dat je met hem altijd wist waar je aan toe was. Dat was bepaald niet het geval met keeper Collin Prooi. Deze jonge aanwinst uit Heenvliet deed over het algemeen zijn naam eer aan; de meeste hoge ballen waren een makkelijke prooi, maar soms kwam hij zijn doel uit met de kreet “Die heb ik…” welke na een ijzingwekkende stilte van enkele seconden dan wel eens afgerond werd met het woordje “…niet” omdat de bal door zijn handen geglipt was en niet zelden in het net terecht gekomen was.
De lange lijst van Europese talenten die op San Gorleo furore hebben gemaakt is nog langer: tropische verrassing uit Guinnee-Bissau (West-Afrika), bijgenaamd “het Slangemens” vult deze lijst verder aan. Het blijft een raadsel hoe deze rechtsback, die regelmatig in zijn éentje de hele flank bestreek, nooit het hoogste team van LSVV bereikt heeft. Waarschijnlijk was dat op zijn eigen verzoek, omdat zijn ambities toen nog vooral binnen de rooms-katholieke kerk lagen. Verder was er nog de uit Afghanistan afkomstige Omar Farouk, die naar het schijnt een vals paspoort had, want als je hem met Jaap van Kooten aansprak dan reageerde hij ook, weliswaar altijd op de hem zo kenmerkende bescheiden toon. Nog een leuk feitje: deze twee hebben allebei tijdens een wedstrijd voor LSVV hun been gebroken hebben. Tja, voetbal was toen nog ècht oorlog. Dus dat clublied is niet zomaar uit de lucht komen vallen.
Jarenlang dobberde het eerste herenelftal in de Leidse Bond en toen die eenmaal was afgeschaft, bleek decennialang het rechterrijtje van de ranglijst van de 4e klasse de natuurlijke biotoop van de studenten. Maar dat veranderde! In 2003/2004 was het de Gouden Lichting die het rood-witte Vlaggenschip voor het eerst naar de haven van de Derde Klasse voer. Een legendarische ploeg was dat hoor, met cracks en coryfeeen als Peter ‘Prosi’ Wierenga, Frans Blom, Peter ‘Praatjes’ van den Broek, Joost ‘Radjinder’ van der Burg en Niels Knollema. En laten we Alwin Douwes, Koen Jansen, Job Weststrate, Arthur Sitee, Maarten Wammes, Bommel en Zouhir van Ben tot Guedda niet vergeten. En er deden er nog veel meer mee.
Dezelfde Gouden Lichting verloor wat van haar schittering in het seizoen erop. De ploeg degradeerde, na een moedige strijd. In 2007, de club speelde inmiddels op sportpark de Kikkerpolder, kon de vlag echter weer in top en sinds dat jaar speelt de Trots der Leidse Studenten gewoon – zoals het hoort – afwisselend in de Derde en Vierde Klasse.
Wat betreft de omvang van de vereniging: die jojoot nog harder dan het gewicht van Johan Derksen. LSVV’70 heeft jaren met tien of meer elftallen gehad, maar kende ook wat bescheidener jaren. Sinds een aantal jaar is er ook een heuse zaalvoetbaltak aan de club toegevoegd.
“Resultaten behaald in het verleden, bieden geen garantie voor de toekomst”, hoor je wel eens op zo’n spotje voor een of andere kredietmaatschappij. Dat is de spijker op zijn kop, ook voor LSVV’70. Maar aan het product LSVV’70 zit zeker geen “hoog risico verbonden”, hooguit het risico op historisch slechte grappen. Kom en maak deel uit van de roemruchte historie van Rood en Wit!
In Memoriam Fokko Versloot (22 juli 1982 – 4 juli 2009) Op zaterdag 4 juli is Fokko overleden. Hij was de beste keeper die LSVV’70 ooit heeft gehad. In 2002 kwam hij onze gelederen versterken, toen hij overkwam van Lugdunum. Die overstap was slecht geregeld trouwens, want het eerste jaar was hij nog niet speelgerechtigd. Te laat overgeschreven, geheel in Fokko-stijl, maar dat wisten we toen nog niet. Beginnen in het tweede dus, dat leek trainer Wim Mugge het beste. Mugge keek sowieso even de kat uit de boom: eerst maar eens zien of die bonenstaak met zijn slungelarmen wel een bal kon vangen. Eén seizoen had de trainer nodig om te zien wat iedereen al wel wist: LSVV’70 1 had Fokko nodig. Fokko bleek een doelman die tegenstanders radeloos maakte met zijn uitschuifarmen en uitschuifbenen. Geregeld liepen vijandige aanvallers al met de armen in de lucht juichend weg, tot ze beseften dat Fokko naar de bovenhoek was gezweefd en met de molenwiek het leer gewoon over had getikt. Corner, verder niks. Geen enkele LSVV-keeper heeft zoveel zekere doelpunten voorkomen. Geen enkele LSVV-keeper heeft zo vaak gescoord ook. In de zaal, als oproepkracht in het tweede, in oefenwedstrijden van het eerste: bijna altijd als hij als veldspeler werd ingezet, maakte hij doelpunten. Met zijn wapperende-ledematen-motoriek strooide hij iedere tegenstander zand in de ogen om vervolgens onmogelijke ballen binnen te rossen, de een nog mooier dan de ander. Fokko was ook de meest perfectionistische doelman die LSVV’70 ooit had. Schoot een tegenstander dan eens een bal onmogelijk hard in de kruising, dan vond hij dat hij hem eigenlijk wel had kunnen hebben. En liet hij een keer een houdbare bal gaan (dat gebeurde ook wel eens, niets menselijks was hem vreemd), dan schopte hij doelpalen doormidden, schold hij zichzelf uit voor alles wat lelijk is en smeet hij zijn schoenen door kleedkamers. Dat vonden wij dan altijd buitengewoon vermakelijk. Eigenlijk vonden we Fokko heel vaak erg grappig. Zijn intelligente en absurde woordgrappen, zijn onnavolgbare verbasteringen van voetbalcliches, zijn verstrooidheid, zijn notoire te laat komen met als hoogtepunt de uitwedstrijd tegen Honselersdijk van afgelopen seizoen die een kwartier later begon omdat hij Maureen nog even snel in het centrum van Den Haag moest afzetten (‘focking druk, man, op zaterdagmiddag, het centrum van Den Haag, focking ongelooflijk!’). Fokko was bij LSVV’70 een altijd borrelende bron van vrolijkheid en hilariteit. Hij schijnt ook als DJ en producer wel aan de weg te hebben getimmerd, maar dat hadden wij natuurlijk helemaal niet zo door. Hoewel, het kampioenslied dat hij met Freek in elkaar draaide klonk toch wel soepel. Het tekent zijn veelzijdigheid en energie. Hij werkte succesvol als journalist en studeren deed hij ook nog, niet zo snel als sommige anderen, maar zijn scriptie voor de opleiding Geschiedenis was af. Doctorandus DJ Duizendpoot Versloot ging de wereld bestormen. En wij maar denken dat hij alleen maar de beste keeper uit de geschiedenis van LSVV’70 was. Of nee, dat dachten wij niet. Fokko is in al die jaren als keeper van LSVV’70 1 vooral ook een vriend van ons geworden. Met sommige elftalgenoten deelde hij jarenlang de Dome, het studentenhuis boven Entrekoos, en de rest van het elftal was daar altijd welkom, op verjaardagen, feesten, of om het Nederlands Elftal te kijken, of wanneer dan ook. Door een bizar ongeval moeten wij die vriendschap missen. We spreken vanaf nu in de verleden tijd over Fokko en dat is onwerkelijk en volkomen onbegrijpelijk. Wij hadden graag over hem opgeschept, op feestjes, tegen familie, tegen vrienden: Ja, die wereldberoemde DJ Fokko V., die ken ik wel. Voetbal ik al jaren mee. Nou ja, hij is er iets minder vaak bij tegenwoordig, want hij draait de ene week in New York en de andere week in Bombay. Maar hij kan best aardig keepen, zeker.’ Sommigen van ons hadden zeker geprobeerd meisjes te versieren met dit soort verhalen, anderen hadden het gebruikt om indruk te maken op hun kinderen. Dat gaat nu niet meer, niet op die manier, want een wereldberoemde DJ wordt Fokko niet meer. Maar we zullen wel over hem blijven praten, anekdotes ophalen, sterke verhalen vertellen en uiteindelijk ook slechte grappen over hem maken. En we zullen toch over hem opscheppen, want hij was onze keeper, de beste die we ooit hebben gehad.