Vandaag, op dinsdag 28 april 1970, bestaat LSVV ’70 precies 50 jaar.
Terreinmeester Piet, de brommende, goedbedoelende maar doorgaans onbegrepen vrijwilliger van Lugdunum voor wie de Kikkerpolder als geboortegrond is, kom ik nog iedere thuiszaterdag tegen. Bij het vervangen van de hoekvlaggen. Die van Lugdunum de grond uit, die van LSVV erin. We kletsen dan vaak wat en meestal mondt dat uit in een mijmeren van Piet over een periode waarin LSVV wat kleiner was en de relatie met onze buur (wellicht daardoor) wat minder complex. De gebroeders Jansen leven dan steevast weer op in de door nostalgie gekleurde heugenis: de techniek van Koen, de kilometers van Wouter, de komst van de jongste en altijd alles met een knipoog. De terreinmeester krijgt een fonkeling in zijn ogen. Zo was LSVV ’70.
Ik ken dat LSVV van horen zeggen. Ik heb de eer gehad sommige van die hoofdrolspelers van weleer te mogen ontmoeten – bij een Fokko Memorial, het afscheid van De Mug, of bij zo’n potje op de Toekomst tegen Aron Winter en consorten. Mannen als de beide Peters, Hidde Rykema, Joost van der Burg of nestor Job Weststrate, van wie ik ooit college Middeleeuwse geschiedenis kreeg en met wie ik nu zowaar in een commissie mag zitten. Verrek, ik had eens een sollicitatiegesprek met een lobbyist van in de vijftig die naar mijn CV wees en vroeg naar mijn bestuursfuncte bij die club in Leiden – hij had zelf als twintiger derby’s gespeeld tegen LSVV met Koudekerk. En in de bibliotheek van het FSW zit een vakreferent die deel was van de vrouwenploeg die begin jaren ’80 furore maakte in het rood-wit.
Het is allemaal deel van wat deze club een soort cultstatus heeft gegeven. Maar het is niet echt mijn LSVV. Mijn LSVV kent nieuwe hoofdrolspelers die op hun beurt tot in lengte van dagen over hun tijd over het rood-wit van hun studententijd zullen mijmeren. Helden als de mannen van Jong LSVV, die het studentenvoetbal niet achter zich willen laten omdat de verbondenheid te groot is geworden: Jacob Bakermans staat nog ieder weekend dat ‘ie even over is vanuit Oxford, langs de zijlijn, Johan Niemeijer kwam gewoon terug na enig vaderschapsverlof. Helden als Marijn de Jong, die nu fitter dan ooit is zodat hij LSVV 6 volgend jaar door de achtste klasse heen kan loodsen. Heldinnen als Marike van Dam, die in augustus 2014 bij de allereerste training van de herrezen vrouwentak was, en nu al jaren geen training of wedstrijd meer mist. Helden als Bastiaan Koutstaal, die als arts al jaren het medisch hart van een zaalteam met een dominee, een programmeur en een insectenkenner vormt. Helden als Jan Nonkes, die een trainersdiploma bezat en daarom werd gevraagd om alsjeblieft op zaterdag anderhalf uur voor de dug-out van het eerste te staan, maar vervolgens verliefd werd op de club en serieus opvolger werd van Sir Wim Mugge. Helden als Mees ten Hooven, die uit liefde voor de club de sprong in het diepe waagde en zijn team meesleepte naar de stille zondag omdat we de nieuwe leden nu eenmaal niet meer kwijt konden op de zaterdag. LSVV 5 of Zondag 3: het voetbal is nog steeds niet om aan te gluren, maar die studenten en oud-studenten zijn precies wat LSVV vormt.
En allemaal dragen ze dat rode shirt, met dat logo dat in de jaren ’90 eens in Paint gefabriceerd werd en verdacht veel lijkt op dat van een club uit Milaan. Allemaal zingen ze het ‘Bloed aan de palen’ zonder te weten hoe dat la-la-la-gedeelte nu echt moet eindigen. Allemaal foeteren ze op elkaar als het zo mooi bedoelde voetbal opnieuw geresulteerd heeft in een tegentreffer van een team dat toch eigenlijk beduidend minder goed kan voetballen. Allemaal weten ze dat er buiten de club geen haan naar hun voetbalkwaliteiten kraait. En allemaal leven ze op als de NOS, de Voetbal International of de Volkskrant toch weer eens de letters, apostrof en cijfers van onze club spelt, omdat er weer een mondige clubgek in de pen is geklommen.
Een Braziliaan van ergens in de dertig zit tussen een groep vrienden in de kleedkamer onder de tribune. Hij is zojuist geïntroduceerd als ‘De Verlosser’, maar de wedstrijd die zo gespeeld wordt zal gewoon met 0-2 worden verloren. “Niet alle ballen uithalen,” spreekt de trainer, “daar is het Nederlands voetbal kapot aan gegaan. Vertrouw op de creativiteit van Paulus, Jiddo en de Messias.” De Braziliaan verstaat er niks van, er wordt gelachen in de kleedkamer. De Braziliaan heeft nog geen weet van de vijftig jaar clubliefde die zoveel oud-studenten nog door het bloed stroomt, ook als ze maar drie tot vijf jaar van die vijftig mochten meemaken. Weldra maakt hij er ook deel vanuit.